32 Tramelan naar Biel

Alpenpanorama

Naar vandaag heb ik uitgekeken: ik ga de Jurakammen oversteken, helemaal dwars. Bij het ontbijt zit een Duitse vrouw. Haar vriendin is na een val met haar paard in het ziekenhuis beland. Zij moet nu organiseren dat alles weer thuis komt. Maar de vriendin heeft alleen een sleutelbeen gebroken, geloof ik. Nou, ik ga te voet op pad.

Eerst langs de weg naar Tramelan, naar het punt waar ik gisteren de bus vond. Dan moet ik langs een pad de eerste berg op. Het zijn één grote plooi en dan een in drie delen gevouwen plooi tot Biel, waar de Jura eindigt. De eerste is een aardige klim, 200 m omhoog. Via wat zigzagjes, dan kom ik bij een boerderij waar een grote kudde koeien zich bij het hek verzameld heeft, net waar ik er langs moet. Volgens mij had iemand ze moeten gaan melken, het is 1 augustus, dus er is waarschijnlijk even iets misgegaan. Ik loop maar even wat verderop, ga onder het hek door en loop dan naar de andere kant van het veld. Daar is de weg weer. Al gauw daalt deze naar Cortebert, van 1150 m omlaag naar 650 over 2 km. Er liggen beukebladeren op de weg, ik ga stapje voor stapje, de weg is wel heel breed, maar je hebt geen houvast. Een man loopt met de fiets aan de hand omhoog en vraagt me verbaasd wat ik hier nu wel doe. Ach, naar Rome lopen bijft altijd een grappig antwoord. In Cortebert is helemaal niets, alles is dicht op 1 augustus en het lijkt wel of alle Zwitsers slapen.

 

Ik tap wat water en loop verder, nu weer omhoog maar dan verder. Ik ben gespannen om te zien wat ik boven zal vinden: dit is een gebied waar de doopsgezinden heen zijn getrokken toen ze uit Kanton Bern zijn verjaagd. Zo mochten daar wonen, in het katholieke gebied, het bijzondere is dat ze er ook hun school mochten hebben. Maar het speciale is de Pont des Anabaptistes. Daarvoor moet ik eerst het open veld over, dan kom je in een kloof.

Diep in die kloof zouden de doopsgezinden in de 17e eeuw hun erediensten hebben gehouden, onder de brug, toen een houten brug. Er staat een monument. Dan omhoog naar weer een tussendal, op weg naar de hoogste plooi. Op de grote open weiden heten de boerderijen métairie, een woord dat me niets zegt. Het komt waarschijnlijk van het feit, dat de boeren de helft van de opbrengst aan de gemeente moesten geven. Ik moet er één in de verte passeren. Er staat een grote kudde koeien, ik houd wel afstand maar moet er wel langs. Beetje nerveus. Maar goed, ik wil naar de kam. Ik vind niet zo het voetpad, maar denk: nou ja, dan gewoon omhoog, het pad loopt over de kam. Het wordt een beetje steil, maar dan sta ik boven. En in de verte liggen de Alpen, over de volle breedte. Nu eens goed zicht, alleen de camera kan niet zo goed vastleggen wat ik zie.

 

 

Nadat ik mijn ogen uitgekeken heb, loop ik naar rechts, daar is een natuurvriendenhuis. Of ik wat kan drinken? Jawel, maar ze gaan straks wel dicht. Dan maar meteen twee porties drinken. Er is verder geen bezoek. Tsja zeggen ze, dit is niet het hoogste punt en het is alleen te voet / per fiets bereikbaar. Ik zit heerlijk op het terras uit te kijken.

 

 

Dan van 1350 m weer omlaag. Het gaat met een aantal slingers, uiteindelijk kom ik in een mooi dal op weg naar Orvin. Best een eind, ik ben moe. Maar het laatste stuk weg is weer heel mooi, schitterend dal, er vliegen roofvogels bij een kalkrotspunt, ik denk dat het misschien jonge steenarenden zijn. Dan in Orvin kan ik met een speciaal liftje naar beneden naar Biel. De Leubringerbahn. 1 kilometer smokkelen. Dan in Biel op weg naar mijn hotel, het is van een Turk. Eenvoudige Zwitserse kamer. Ik eet in restaurant in een leuke tuin. Naast mij zit een Amerikaan te praten over de slechte gevolgen van UV licht voor je ogen… en ik heb altijd wel een petje op maar nooit een zonnebril. Hmm.

 

25 km, 90% voetpaden, de allermooiste wandeling tot nu toe –  nou ja, de Vogezen hadden ook mooie stukken. Maar deze is een reis er naar toe waard.