30 mei van Selci naar Fara in Sabina

 

Het regende in de nacht, ’s morgens is het heel dreigend en het gaat flink regenen. Geen haast dus, er zit onweer bij.

Onze tocht begint op het einde te lopen, dit wordt de laatste dag door een echt mooi landschap. Anne wil het wel weer proberen. Dus we gaan ontbijten, het is duidelijk dat onze gastheren wat boven hun macht werken. We wachten nog een tijdje tot de donder en bliksem mindert en doen dan onze regenpakken aan. Het begint met een asfaltweg, na een uurtje is het weer droog. Met zijn zessen trekken we de regenpakken uit. De weg loopt eigenlijk over de heuvels rond de Tibervallei, maar die is niet te zien. Twee keer moeten we een dal oversteken. De eerste keer is dat in een ruime vallei, de tweede keer ligt Poggio boven ons. Dus we klimmen omhoog. Het is best warm en broeierig, we moeten wat boodschappen doen en willen ook koffie. Eerst komen we uit in de oude stad, waar niets te vinden is. Net als we denken dat het niets wordt, komen we bij de poort van de oude stad, daarbuiten ligt een druk stadcentrum. Alweer verzamelen de pelgrims zich min of meer op hetzelfde terrasje. Eerst een koffie en wat fris. Bij de tweede ronde zie ik dat ze ook vers geperst granaatappelsap hebben. Dat is echt lekker.

 

Nu moeten we terug naar de weg, de handigste manier is om weer terug te gaan. Halverwege de helling belt Arjan, die een levering heeft ontvangen die bij hem op de stoep gegooid is en dus beschadigd. Ik moet moeite doen om niet van de helling te vallen, maar kan hem wel helpen. We moeten even om de drukke stad heen, dan langs wat kleine weggetjes naar Montopoli di Sabina. Er rijdt best veel verkeer, Montopoli is groter als Poggio, al nieuwbouwflats langs de weg. En er is een stoep. We verlaten de weg en komen in een mooie vallei.

 

Anne zegt: hier zie je alle mooie dingen van dit hele gebied bij elkaar: bergen, olijven, druiven, bos, gewoon een prachtig uitzicht. Daar is ook bij te zien dat het onweer niet lang op zich laat wachten. We moeten nog lunchen, zoeken eerst een plekje aan de rand van een olijfboomgaard. Midden in die boomgaard is een soort hondenkennel, waar zeer woest geblaf klinkt. Anne trekt de conclusie dat dit waarschijnlijk vechthonden zijn. We gaan toch maar even verderop. Het betrekt zo snel in de verte, dat we niet lang pauze nemen. Nu gaan we eerst naar het klooster van Farfa, dan naar dat van Fara waar we slapen. Om in Farfa te komen gaan we eerst het dal in en dan 100 meter omhoog. Dat gaat langs een asfaltweg, niet leuk, maar we horen later van pelgrims die een wandelpad volgden, dat dat pad niet verder ging. Die moesten terug en alsnog langs de weg.

 

Als we bij Farfa zijn begint net het onweer. We hadden gelezen dat er bezoek mogelijk zou zijn om 4 uur, maar dat was niet juist, we hadden het moeten vragen. Nou ja, we moeten ook omhoog naar het klooster van Fara. Dus we bekijken zelf de kerk en een ruïne van een oudere kerk en gaan de heuvel op.

Door het bos tot aan de plek genaamd: de vier winden. Het begint opnieuw te onweren en de weg zal nu over een open helling omhoog gaan. Dat moet maar niet, we kunnen beter over de autoweg door het bos, wat langer maar minder gevaarlijk. In de tweede bocht stopt er plotseling een stationwagen voor ons, waar twee nonnen in zitten. Die komen ons ophalen. Wat fijn! Ze spreken geen Engels of Frans, dus we proberen in ons beste Italiaans te communiceren. Ze rijden naar het klooster, met nog vijf bochten komen we bij de poort. Naar binnen en langs een compleet verwarrende route naar een kamer met twee prima bedden. We kunnen er niet uit, want we weten de weg niet. Na een tijd wil de non mijn pelgrimspaspoort tekenen, ik laat haar in mijn boekje schrijven. Nog een uur later gaan we eten. Alleen met de pelgrims, 4 die we al kennen en een vrouw die met veel moeite net voor het eten de weg vond. Ze is bekaf en heeft heel veel honger. De non leidt ons terug naar onze kamers en we gaan slapen.